Formulering van het onderzoeksprobleem

Welkom bij het tweede deel van onze serie gericht op de formulering van het onderzoeksprobleem. Het onderzoeksprobleem zelf heeft geen bedoeling, je moet deze verbinden met een bepaald thema dat je wil onderzoeken. Het onderzoeksprobleem moet worden uitgewerkt met vragen aan de hand waarvan men het onderwerp beschrijft en waaruit men de hypotheses ontwikkelt.

Voorbeeld:

  • Probleem – Klein bezoek aan het café
  • Onderzoeksvraag – Zijn klanten tevreden met de diensten van het café?
  • Hypothese – Als de klanten niet met de diensten van het café tevreden zijn, zullen ze dit niet bezoeken.

Verder schenken we aandacht aan de afzonderlijke onderdelen voor een correcte formulering van het onderzoeksprobleem. Dat zijn:

  1. Ontleding van het thema (verdeling van het thema in afzonderlijke delen)
  2. Hypotheses
  3. Types variabelen*

Ontleding van het thema

De correcte opstelling van de onderzoeksvragen gaat gepaard met de verdeling van het thema in afzonderlijke onderdelen. Dankzij de ontleding kan je verduidelijkende vragen stellen aan de hand waarvan je het onderzoeksprobleem beter kan beschrijven en bijgevolg beter kan oplossen. Let goed op om niet te veel verduidelijkende vragen te stellen zodat het onderzoeksprobleem onduidelijk wordt. Probeer je altijd te richten op de hoofdgebieden en voeg er een korte beschrijving toe!

Voorbeeld:

  • Probleem – Een reisbureau heeft te weinig klanten
  • Onderzoeksvraag – Zijn de klanten met de diensten van het reisbureau tevreden?
  • Verduidelijkende vraag:
    1. Zijn de klanten tevreden met de verkopers?
    2. Zijn de klanten tevreden met het vervoer?
    3. Zijn de klanten tevreden met de reis zelf?

De ontleding van het thema speelt ook een beslissende rol in de correcte opstelling van de hypothese van de actuele toestand van het onderzoeksprobleem en de daaropvolgende vraagopstelling voor respondenten.

Hypotheses

De hypothese kan gedefinieerd worden als een veronderstelling van de actuele toestand van het „project“ dat we aan de hand van het onderzoek proberen te bevestigen of te weerleggen. De vorming van hypotheses is de voorlaatste stap in de opstelling van het onderzoek zelf. Voor men de hypothese opstelt moet men het probleem kennen, de onderzoeksvraag definiëren en ontleden.

Tijdens de opstelling van hypotheses is het verstandig om van beschikbare en relevante data als van tevoren gedefinieerde onderzoeksvragen uit te gaan. Het volstaat dan om met deze informatie de hypothese op te stellen die men wil weerleggen of bevestigen.

Voorbeeld:

  • Probleem: Na de verbouwing van de garage nam het bezoek af..
  • Onderzoeksvraag: Zijn de klanten tevreden met de diensten van het garage?
  • Ontleding van de onderzoeksvraag:
    1. Zijn klanten tevreden met de nieuwe prijzen voor de reparatie?
    2. Zijn klanten tevreden met de wachttijd voor reparatie die sinds de verbouwing langer is gaan duren?
  • Hypotheses:
    1. Klanten bezoeken de garage niet vanwege de prijsstijging van reparatie.
    2. Klanten bezoeken de garage niet vanwege de langer geworden wachttijd sinds de verbouwing.

Voorbeelden van vooraf gedefinieerde hypotheses

  • Voorbeeld 1: De eigenaar van een restaurant is van mening dat zijn klanten erg tevreden zijn met de kwaliteit van het eten. Aan de hand van het onderzoek zal hij deze hypothese bevestigen of weerleggen.
  • Voorbeeld 2: Universiteits- en hogeschoolstudenten bezoeken de bibliotheek. Volgens de directeur heeft het hoge onderwijs een positieve invloed op het bezoek van de bibliotheek. Aan de hand van het onderzoek zal hij deze hypothese bevestigen of weerleggen.
  • Voorbeeld 3: Volgens de winkelier zullen klanten de mogelijkheid om online te kopen waarderen. Aan de hand van het onderzoek zal hij deze hypothese bevestigen of weerleggen.

Soorten variabelen

In verband met het kwantitatieve onderzoek wordt met een variabele een eigenschap van een onderzoeksvraag bedoeld die verschillende waarden kan krijgen.

Voorbeeld:
Vraag: Hoe oud bent u? (de eigenschap van de vraag is dat ze verschillende waarden kan krijgen)

  • Waarde- 10-20
  • Waarde- 21-40
  • Waarde- 41-60
  • Waarde- 61+

De variabelen worden meestal in enquêtes gebruikt die statistisch beoordeeld en in grafieken verwerkt worden.

graf01

Voor je een enquête begint op te stellen, moet je rekening houden met het feit dat er verschillende soorten variabelen bestaan. Er wordt verschil gemaakt tussen drie hoofdgroepen naar de waarden die ze krijgen:

  1. Interval (kardinaal) – De waarde wordt vertegenwoordigd door een nummer dat we met een ander nummer vergelijken en bijgevolg deze van elkaar aftrekken. Tot deze categorie behoren de leeftijd of het salaris.
  2. Nominaal – Nominale waarden worden doorgaans met woorden uitgedrukt. Dat zijn bijvoorbeeld het geslacht of de echtelijke staat (man/vrouw, gehuwd/ongehuwd)
  3. Ordinaal – Ordinale waarden kunnen ook met woorden uitgedrukt worden, maar in vergelijking met die nominale kan men ze ordenen. Het is echter moeilijk te bepalen hoe en in hoeverre ze van elkaar verschillen. Dat is bijvoorbeeld de hoogst afgeronde opleiding (middelbare school/universiteit).

In het volgende deel hebben we het over de keuze van de doelgroep, dat het laatste stap is voor de ondervraging zelf van respondenten.
Mocht je vragen, suggesties en opmerkingen hebben (niet alleen de serie betreffend), dan kun je altijd contact met ons opnemen viaFacebook, Twitter, G+ of e-mail.

Less ook:

Woordenlijst*:

  • Variabele – de gemeten eigenschap die door een concrete waarde vertegenwoordigd wordt.
  • Ontleding – de verdeling van het thema/gebied in afzonderlijke onderdelen.
  • Hypothese – de veronderstelling van het onderzoek (deze kan bevestigd of weergelegd worden).
  • Respondent – de deelnemer van het onderzoek die de vragen beantwoordt.

Maak gratis uw eigen vragenlijst of enquête

Het opzetten van uw eerste enquête gaat snel en eenvoudig. Kies uit één van de 100 kant-en-klare sjablonen of ontwerp uw eigen sjabloon. Ontvang binnen 5 minuten uw eerste antwoorden.

Creëer je eigen enquête