Leer de karate in je beter kennen door deze enquête

(invullen ivm registratie, anders weten we niet wie je bent en kom je er niet in xD)

at·ten (atte, heeft geat) 1. een glas in één keer tot de bodem leegdrinken

wek·ken (wekte, heeft gewekt) 1. wakker maken

Wat is je grootste angst? angst (de; m; meervoud: angsten) 1. gevoel van beklemming, vrees, onveiligheid of onzekerheid: iets met angst en beven tegemoetzien er erg tegen opzien, het vrezen; hij stond duizend angsten uit; in angst zitten

Kies uit: Fred Bakker (dé act van gala) Danny Daddy Plezier De Trommelaars (ze allemaal)

SOA (de; v; meervoud: SOA’s) 1. (studentenjargon, ludiek) afkorting van sexy overdraagbaar aandoeninkje – speelse, eufemistische benaming voor een kortstondige, vaak platonisch of flirterig bedoelde interactie binnen het studentenleven, waarbij sprake is van enige vorm van aantrekkingskracht of sociaal contact Voorbeeld: “Heb jij nou alweer een SOA opgelopen tijdens dat feestje?”

ciet·je (het; o; meervoud: cietjes) 1. (studententaal, informeel) kleine commissie binnen een studentenvereniging of dispuut, m.n. binnen het dispuut Karaat, met een specifieke organisatorische of sociale taak Voorbeeld: “Ze zit dit jaar in drie cietjes, waaronder de sfeercie.”

ir·ri·ta·tie (de; v; meervoud: irritaties) 1. geprikkelde stemming; = ergernis 2. (medisch) branderigheid

corps (het; o; meervoud: corpora) 1. (Nederland) besloten, traditionele vereniging van studenten: studentencorps (VO)

uit·schrij·ven (schreef uit, heeft uitgeschreven) 1. schrappen: zich laten uitschrijven als lid

BN'er (de; m/v/x; meervoud: BN'ers) 1. afko van: bekende Nederlander

KA·RAAT (mv. Karates) 1. Kainos aligiblabla roctan ahhh ahhh tttt

blun·de·ren (blunderde, heeft geblunderd) 1. een bijzonder domme fout maken

bor·re·len (borrelde, heeft geborreld) 2. (van vloeistoffen) luchtblaasjes vertonen

egel (de; m; meervoud: egels) 1. zoogdiertje, overdekt met stekels

ciet·je (het; o; meervoud: cietjes) 1. (studententaal, informeel) kleine commissie binnen een studentenvereniging of dispuut, m.n. binnen het dispuut Karaat, met een specifieke organisatorische of sociale taak Voorbeeld: “Ze zit dit jaar in drie cietjes, waaronder het activiteiten-cietje.”

Waar gaan we heen op lustrumreis? lus·trum (het; o; meervoud: lustra, lustrums) 1. tijdperk van vijf jaar 2. feest dat om de vijf jaar gevierd wordt rei·zen (reisde, heeft, is gereisd) 1. een reis maken

Wat zijn je pronouns? (zo vo mogelijk) Pro·nouns 1. Vi/va/vo

snack (de; m; meervoud: snacks) 1. hartig (of zachtig) hapje

peuk (de; m; meervoud: peuken) 1. stompje van een sigaar, sigaret

hul·de (de; v) 1. eerbetoon

Kies één afbeeldingsantwoord