.

Sociale ontwikkeling

Geachte Heer / Mevrouw, neem alstublieft een paar minuten tijd om de volgende enquête in te vullen.

Beveiligd
1

Wat is de leeftijd van uw kind?

(In jaren) Gebruik alleen cijfers
2

Wat is het geslacht van uw kind?

Kies één of meer antwoorden
3

In welke groep (klas) van de basisschool zit uw kind?

Kies één of meer antwoorden
4

Wat is de gezinssituatie van uw kind?

Kies 1 antwoord
5

Hoeveel kinderen zijn er in het gezin (inclusief uw kind)?

Gebruik alleen cijfers
6

Wat is de plek van uw kind in de kinderrij?

Kies één of meer antwoorden
7

Mijn kind kan accepteren dat dingen niet gaan op zijn/haar manier.

Geef aan in hoeverre deze stellingen passen bij uw kind: (1 = helemaal niet, 2 = een beetje, 3 = redelijk, 4 = goed, 5 = heel goed)
8

Mijn kind kan goed omgaan met tegenslag.

Geef aan in hoeverre deze stellingen passen bij uw kind: (1 = helemaal niet, 2 = een beetje, 3 = redelijk, 4 = goed, 5 = heel goed)
9

Mijn kind denkt na alvorens iets te beginnen.

Geef aan in hoeverre deze stellingen passen bij uw kind: (1 = helemaal niet, 2 = een beetje, 3 = redelijk, 4 = goed, 5 = heel goed)
10

Mijn kind lost problemen met vrienden of broers/zussen op zijn/haar manier op.

Geef aan in hoeverre deze stellingen passen bij uw kind: (1 = helemaal niet, 2 = een beetje, 3 = redelijk, 4 = goed, 5 = heel goed)
11

Mijn kind kan zichzelf tot de orde roepen als hij/zij sterk opgewonden raakt.

Geef aan in hoeverre deze stellingen passen bij uw kind: (1 = helemaal niet, 2 = een beetje, 3 = redelijk, 4 = goed, 5 = heel goed)
12

Mijn kind doet wat hem/haar is gezegd.

Geef aan in hoeverre deze stellingen passen bij uw kind: (1 = helemaal niet, 2 = een beetje, 3 = redelijk, 4 = goed, 5 = heel goed)
13

Mijn kind is erg goed in het begrijpen van andermans gevoelens

Geef aan in hoeverre deze stellingen passen bij uw kind: (1 = helemaal niet, 2 = een beetje, 3 = redelijk, 4 = goed, 5 = heel goed)
14

Mijn kind weet zich te beheersen bij onenigheid.

Geef aan in hoeverre deze stellingen passen bij uw kind: (1 = helemaal niet, 2 = een beetje, 3 = redelijk, 4 = goed, 5 = heel goed)
15

Mijn kind deelt dingen met anderen.

Geef aan in hoeverre deze stellingen passen bij uw kind: (1 = helemaal niet, 2 = een beetje, 3 = redelijk, 4 = goed, 5 = heel goed)
16

Mijn kind is hulpvaardig.

Geef aan in hoeverre deze stellingen passen bij uw kind: (1 = helemaal niet, 2 = een beetje, 3 = redelijk, 4 = goed, 5 = heel goed)
17

Mijn kind luister naar standpunten van anderen.

Geef aan in hoeverre deze stellingen passen bij uw kind: (1 = helemaal niet, 2 = een beetje, 3 = redelijk, 4 = goed, 5 = heel goed)
18

Mijn kind kan voorstellen doen of meningen geven zonder de baas te spelen.

Geef aan in hoeverre deze stellingen passen bij uw kind: (1 = helemaal niet, 2 = een beetje, 3 = redelijk, 4 = goed, 5 = heel goed)
19

Hoe zou u het algemene welzijn van uw kind omschrijven?

Kies één of meer antwoorden
20

Heeft uw kind op dit moment last van problemen zoals:

Kies één of meer antwoorden
21

Heeft uw kind goede vriend(inn)en?

Kies één antwoord
22

Hoe vaak speelt uw kind gemiddeld per week met vrienden buiten school?

Kies één of meer antwoorden
23

Hoe zou u de kwaliteit van de vriendschappen van uw kind beoordelen?

Kies één of meer antwoorden